Meer bewijs werkzaamheid van e-sigaret, 42,4% stopt bij langdurig gebruik. Daarnaast blijken e-sigaretten geen andere rookstop therapieën te vervangen. In plaats daarvan hebben ze bijgedragen aan een toename van 50% van het aantal rokers die stoppen met roken met een hulpmiddelen.
Deze studie onderzocht het verband tussen langdurig gebruik van e-sigaretten en het stoppen met roken over een periode van 2 jaar. 2028 deelnemers werden ondervraagd in 2012 en daarna weer in 2014. Lange termijn e-sigaret gebruikers waren degenen die het e-sigaret gebruik zowel in 2012 als in 2014 gemeld hebben. Korte termijn gebruikers waren degenen die in één enquête gemeld hebben dat zij e-sigaretten gebruikten. Niet-gebruikers hebben in beide enquêtes vermeld geen e-sigaretten te gebruiken.
Het aantal stoppoging werd gedefinieerd als het percentage rokers die, bij de follow-up in 2014, ten minste één poging om te stoppen met roken van minstens 24 uur hadden gedaan in de afgelopen 2 jaar. Het stoppercentage werd gedefinieerd als het percentage rokers bij de follow-up minstens 3 maanden gestopt waren met roken.
Gebruik van andere nicotine vervangenden hulpmiddelen, bupropion en varenicline
Ook werd aan deelnemers die waren gestopt met roken en de rokers die minstens een stoppoging hadden gedaan in de afgelopen 12 maanden voor de 2014 enquête gevraagd of zij pharmacotherapieen of e-sigaretten hadden gebruikt in hun meest recente stoppoging.
Als pharmacotherapie worden FDA-goedgekeurde hulpmiddel bij het stoppen beschouwd. Bijvoorbeeld nicotinevervangende therapie (pleisters, kauwgom, zuigtabletten, spray of inhalator), bupropion (Zyban) en varenicline (champix).
Na 2 jaar, gebruikten 43,7% van de dual-gebruikers nog steeds e-sigaretten. Langdurige e-sigaret gebruikers hadden hogere aantallen stoppoging dan korte termijn of niet-gebruikers (respectievelijk 72,6% versus 53,8% en 45,5%), en een hogere stoppercentage (respectievelijk 42,4% versus 14,2% en 15,6% ). Deze laatste verschillen bleven significant na een baseline correctie, maar het verschil in stoppercentage tussen de korte-termijn-gebruikers en niet-gebruikers was niet statistisch significant.
Over het geheel genomen werden er meer stoppogingen gedaan met behulp van e-sigaretten dan door de FDA goedgekeurde farmacotherapie. Het aandeel van het alleen gebruiken van e-sigaretten was 24,8% versus 17,8% voor het alleen gebruik van farmacotherapie (p <0,05). Het totale gebruik van alle hulpmiddelen was 52,4%.
De onderzoekers concludeerden dat langdurig e-sigaret gebruik samen gaat met hogere aantallen gebruikers (42,4%) die stoppen met roken. Onafhankelijk van het voornemen tot stoppen bij de start. Langdurige e-sigaret gebruikers hadden grotere aantallen stoppoging dan korte-termijn of niet-gebruikers. Kortdurend e-sigaret gebruik heeft niet als gevolg dat minder mensen stoppen. Duaal gebruik (e-sigaretten en sigaretten beide) veroorzaakt geen kleiner aantal rokers dat stopt.
E-sigaret vervangt geen al bestaand hulpmiddel of therapie voor stoppen met roken
Geen rookstopmiddel heeft in de laatste tien jaar geresulteerd in zo’n grote toename van totaalgebruik van hulpmiddelen bij het stoppen.
Zelfs met de introductie van varenicline, een zeer effectieve farmacotherapie schommelde het gebruikspercentage van FDA-goedgekeurde farmacotherapieen rondom de 30% (vergelijkbaar met de 28% in deze studie) . De invoering van varenicline verdrong hoofdzakelijk andere stoproken therapieën. Daarentegen blijkt e-sigaretten geen andere therapieën vervangen. In plaats daarvan hebben ze bijgedragen aan een toename van 50% van het aantal rokers die stoppen met roken met een hulpmiddelen (op voorwaarde dat je e-sigaretten als een rookstopmiddel classificeert). Dit impliceert dat veel rokers die anders geen pharmacotherapieen zouden gebruiken, wel e-sigaretten hebben gebruikt om te stoppen met roken.
De gegevens uit het Verenigd Koninkrijk in 2015 geven een vergelijkbaar patroon te zien. Het gebruik van e-sigaretten bij rokers laatste stoppoging heeft het gebruik van NRT of varenicline overtroffen, maar heeft niet het gebruik daarvan vervangen.
longitudinaal* onderzoek onder Amerikaanse bevolking
Onderzoek van het Department of Family Medicine and Public Health, University of California, San Diego:
Langdurig gebruik van e-sigaret en stoppen met roken: een longitudinaal onderzoek met de Amerikaanse bevolking.
Het is een aanrader de studie zelf te lezen. De onderzoekers bespreken de resultaten van dit onderzoek in combinatie met de resultaten van andere onderzoeken. En welke conclusies je daaruit zou kunnen verbinden. Dat gaat verder dan alleen de resultaten van de studie die hier besproken zijn.
(Long-term e-cigarette use and smoking cessation: a longitudinal study with US population):
tobaccocontrolbeta.bmj.com/content/tobaccocontrol/25/Suppl_1/i90.full.pdf
tobaccocontrol.bmj.com/content/25/Suppl_1/i90.full
*Bij longitudinaal onderzoek worden de waarnemingen of metingen bij ieder individu op een aantal achtereenvolgende tijdstippen herhaald. Belangrijk is dat de metingen steeds op dezelfde manier worden verricht om een ontwikkeling in kaart te kunnen brengen. Het definiëren en operationaliseren van de begrippen is dus erg belangrijk. Een kleine aanpassing zou de hele studie naar de effecten om zeep kunnen helpen.
p-waarde
De p-waarde is een statistische berekening die aangeeft hoe uitzonderlijk een resultaat is en hoe betrouwbaar het is. Hoe kleiner de waarde, hoe uitzonderlijker en betrouwbaarder het resultaat. Het is dan een resultaat wat inhoudelijk iets betekent. De norm is p<0,05
Het is een statistische berekening die aangeeft hoe groot de kans is dat een bepaald resultaat veroorzaakt is door toeval, in plaats van door de oorzaak die men onderzoekt.
Voor een wetenschapper is de kans op toeval van een resultaat over het algemeen minstens even belangrijk, dan wel belangrijker dan het verkregen resultaat zelf. Een verbetering van 50% is waardeloos als de kans op toeval 50% is, terwijl een verbetering van 10% zeer significant is als de kans op toeval maar 1% is.
De consensus is dat men pas mag spreken van een significant resultaat als de kans op toeval kleiner is dan 5 op 100, of 5%. Dit wordt meestal aangegeven door p<0,05. (p staat voor probability) Dit komt op hetzelfde neer als zeggen dat men 95% zeker is dat het resultaat wel degelijk bekomen is door de oorzaak die men heeft voorgesteld. Hoe kleiner de p waarde, hoe groter de zekerheid, dus p<0,01 is een beter resultaat dan p<0,05, want het geeft 99% zekerheid aan, en p<0,001 is een beter resultaat dan p<0,01.
Boek van bekende wetenschappelijk onderzoekers waaronder Konstantinos Farsalinos : Analytical Assessment of E-Cigarettes - From Contents to Chemical and Particle Exposure Profiles . Dit boek is te verkrijgen bij Bol.com. Lees meer over dit boek op deze site